Gember

Post gember.jpg

Ik ben nooit erg goed geweest in plezier hebben. Ernstig, zou ik mijzelf noemen. Of saai. Maar dat staat anderen geloof ik niet zo in de weg, misschien zorgt het zelfs voor een evenwichtige dynamiek. Jij brengt het avontuur, ik rem je af. Ik zit op het eind van de verroeste steiger en kijk naar het watervliegtuig dat vaart aan het maken is. Het ziet er belachelijk uit, veel te langzaam glijden die grote ski’s over het oppervlak. Twee jaar in Vancouver en ik geloof nog steeds niet dat die machine straks echt opstijgt, maar hee, daar gaat het al.

Ik krab de randjes paarse nagellak van mijn duimnagel en probeer netjes te zijn. Onder mijn voeten slaat het water hard tegen de vlonders aan. Restanten van het vaart maken. Het is prettig dat sommige dingen zo simpel zijn. Boten en watervliegtuigen maken golven, en ik kijk daar dan naar. Open water heeft mij altijd op kleinschalige manier verbluft. Het maakt niet uit hoe vaak ik hier langs de kade loop, of fiets; ik raak niet uitgekeken op het uitzicht. Dat grote, glinsterende vlak houdt mijn hoofd leeg.

Ik houd op met het prutsen aan mijn nagels, het maakt allemaal niet uit. Hij komt toch niet, en al kwam hij wel, hij zou niet struikelen over mijn afgekloven vingers. Ik doe mijn best om niet elke keer een romantische reünie in te beelden. Vooral op de plekken die ik uitkies voor mijzelf, omgeven door ansichtbeelden van oceaan en besneeuwde bergtoppen. Hoewel, mijn visioenen spelen zich ook weleens af op het simpele toneel van Waterfront Station. Er is iets aan die stationspoortjes dat mijn buik ineen doet krimpen van hoop. Ik zou er expres te laat naartoe lopen, een mengeling van opwinding en koelheid op mijn gezicht. De opwinding moeilijk te verbergen, voor hem, die met zijn dandy verschijning natuurlijk al lang door de poortjes zou zijn en ergens in een zij-uitgang een sigaret zou staan te roken in de zon, half zodat ik hem niet zou kunnen vinden. De koelheid gereserveerd voor precies deze gelegenheid. Omdat hij het me altijd zo ondragelijk moeilijk maakt. Eén dag vantevoren een smsje sturen dat hij in de buurt is en misschien wel wil afspreken. Maandenlang online rondjes om elkaar draaien, maar zijn nadruk ligt op ‘misschien’. Ik probeer het uit mijn hoofd te zetten. Hij leeft gewoon zo, van dag tot dag, zonder planning. Ik moet daar geen onnodige commotie over maken. Daarom vergeef ik het hem weer.

Hij komt op mij afbenen met die schalkse, schuldige blik en even gebeurt er helemaal niets anders om ons heen. Hij komt op mij aflopen. Hij is het écht.
“Come on, Gem, we’ve finally found each other!” Hij ruikt naar rook en er staan flinke blossen op zijn wangen. Ik buig niet onder zijn enthousiasme. Nog niet. Ik weet dat ik er star uit kan zien, apathisch zelfs, maar het is mijn enige bron van kracht als ik mij overweldigd voel.

“Hey.”
Mijn ongeïnteresseerde begroeting doet hem niets. Hij omhelst me en als ik zijn warme handen op mijn rug voel, ontspan ik in zijn omhelzing en staan we veel te lang stil. De lucht in het station is klam, maar ik verwelkom de lichte zweetgeur die van zijn huid komt met onderbuiks genoegen. Eigenlijk wil ik gewoon mijn neus in zijn oksel steken en mij vastbijten in wat hem hem maakt, zodat ik het kan opslaan in mijn hoofd voor later naslagwerk. Snel, voordat dit moment voorbijvliegt.

Ik ben er nog niet over uit wat we daarna zouden doen, want mijn brein komt niet veel verder dan die allereerste ontmoeting. Als die niet op Waterfront zou plaatsvinden, dan wel voor mijn deur. Verrassing! Ik ben speciaal voor jou naar Vancouver gevlogen! Nietsvermoedend sta ik op mijn Canadese veranda, mijn pyjama nog aan omdat ik thuis aan het werk was. Ik zeg niets. Mijn mond staat waarschijnlijk bozer dan ik mij voel, want hij laat een zenuwachtig lachje ontsnappen.

“Can I get a hug?”
Ik doe een stap naar voren en ga volautomatisch op in zijn borstkas, een donkergroen shirt, die heftige geur van sigaretten, geen emoties.
Zo staan we daar maar een tijdje. Meisje in deuropening, jongen op deurmat. Naar hem staren vind ik in dit geval een compleet acceptabele reactie. Het is bijna manipulatief, hoe hij me maandenlang negeert, niet antwoord op mijn berichten, en dan vanuit het niets opduikt om mijn leven in de war te schoppen. Op mijn eigen territorium, met ziekelijke durf. Of misschien wel verlamd van angst, bang om voor altijd afgewezen te worden.

Maar ik weet niet hoe ik mijzelf moet aanleren om genoeg van hem te hebben.
Hij steekt zijn hand naar me uit om me gerust te stellen, maar ik zeg dat ik bang ben om hem beet te pakken. Ik weet dat ik mijzelf kan verliezen in een hand in een hand.
“Try,” zegt hij.
Mijn keel klopt onder de spanning. Ik moet dit niet doen, maar zijn ogen zijn een zachtaardig bruin en hij lijkt me oprecht op mijn gemak te willen stellen. Ik pak zijn hand vast en voel het eeltige van zijn palm. Het is een ruwe tast, en ik ga eraan ten onder.

Een tweede watervliegtuigje is aan het landen, het geluid komt van een totaal andere kant. De paar toeristen die ik vanaf de kade zie meekijken, kijken allemaal de verkeerde richting op. De motoren lijken wel in de bergen te hangen, aan de overkant van het water. Het is al juni, maar er ligt nog steeds sneeuw op de toppen.
Het was een paar weken geleden toen ik opeens weer van hem hoorde. Hij zou in Noord-Amerika zijn voor zijn werk, en ook een paar dagen in Vancouver verblijven.

“Will I see you?”
Hij vergat daarbij te bedenken dat het vanuit mijn kant nooit onzeker is geweest, zien wil ik hem altijd. Langer dan die keer dat we ’s avonds een paar uur languit in Assistens Kirkegard lagen, met twee halflege flessen wijn en een groot gapend gat aan vragen en voorzichtige aanrakingen. Soms wil ik schreeuwen en hem met zijn gezicht in een muur drukken, vaker wil ik zijn vingers tussen mijn benen voelen. Beide scenario’s zijn nog niet voorgekomen. Mijn scenario’s zijn enkel visioenen in een lange geschiedenis van afwachting.

Ik had iets gezegd over de watervliegtuigjes, dat ik wel eeuwen stil kon zitten aan de kade om naar ze te kijken. Ik was te trots om hierbij ook nog een locatie mee te sturen. Vandaag is zijn laatste dag in Vancouver, dat weet ik. Hij heeft me geen bericht meer gestuurd.

Aan het water ben ik voorlopig veilig.

Lees het verhaal ook in de NRC bijlage van de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. 

Previous
Previous

Bureau Zuidema

Next
Next

Een Laatste Zwaluw